Vanuit samenleving en politiek klinkt de roep om de veestapel te verkleinen: de omvang ervan heeft een te grote impact op klimaat, milieu en natuur. Terecht, vind ik. Ook in ben me bewust van de veel te grote impact die de sector heeft op haar omgeving. Maar vind ook dat als we de veehouder aanspreken op zijn voetafdruk, we zouden moeten beginnen die veehouder een eerlijke prijs voor zijn werk te betalen. Werken in harmonie met de natuur is duur en een belangrijke reden dat de sector de omvang heeft die ze nu heeft is dat veehouders vaak alleen het hoofd boven water houden door nóg meer te produceren. Daarom ben ik op zoek niet alleen naar een duurzame, maar ook naar een eerlijke prijs voor melk. Hoeveel moet ik betalen voor een liter melk om ervoor te zorgen dat het huidig aantal Nederlandse melkveehouders – boeren zijn van levensbelang en wil ik niet weg hebben – niet alleen kan ondernemen met zorg voor de planeet door minder koeien te melken, maar daar ook nog eens een eerlijk inkomen aan overhoudt?
Dit journaal is een live verslag van mijn zoektocht naar een duurzame én eerlijke prijs voor melkveehouders: ik houd hier alle denkstappen in mijn zoektocht bij. Reageren? Graag! Dat kan hier.
Op de foto: melkveehoudersechtpaar John & Sjanie Eijkelenboom.
27 augustus
Aanname: een verlies betekent dat een melkveehouder er financieel op achteruit gaat
Mijn zoektocht is gestoeld op de aanname dat verlies maken betekent dat een melkveehouder er financieel op achteruit gaat. Wat ik inmiddels denk te begrijpen is dat winst en verlies veel meer een boekhoudkundig middel zijn dan dat het direct iets zegt over het financiële welzijn van een boer. Boekhoudkundig kun je de cijfers zo voor je laten werken dat de uitkomst een winst of een verlies is, al naar gelang wat beter uitkomt. Natuurlijk, over een langere termijn verlies maken betekent een vermogensachteruitgang. Maar volgens de Agri-Nutri Monitor 2020 maakte de gemiddelde melkveehouder een verlies van 4% in de periode 2017-19. Dat is een vrij korte periode en wat in de sector gebeurde in de jaren er omheen, daar heb ik geen zicht op. Het gaat te kort door de bocht om te concluderen dat het financieel slecht gaat met de melkveehouder omdat hij in de periode 2017-19 gemiddeld genomen een verlies maakte.
24 augustus
Een nieuwe wending: melkveehouders zitten in een financiële impasse
Vanochtend voor de tweede keer gesproken met een bedrijfsadviseur. Het gesprek zet m’n hele zoektocht over melk op z’n kop. Ik dacht dat ik klaar was – was al bezig met het schrijven van een conclusie – maar het gesprek werpt licht op een hele nieuwe dimensie van miskenning van melkveehouders waar ik nog wel een paar interviewtjes zoet mee ben. Dit soort wendingen zijn inherent aan het ondernemen van een zoektocht maar maakt ook dat ik even moet schakelen. Door het gesprek werd me meer duidelijk over de financiële impasse waar veel melkveehouders in zitten. Het is enorm complexe materie maar ik wíl dit op een begrijpelijke manier kunnen uitleggen. Daar ga ik me nu dus in vastbijten 🙂 De link naar het gesprek volgt binnenkort!
24 juni
Meer zicht op de winstverdeling van FrieslandCampina
In mijn eerste update stelde ik de vraag of FrieslandCampina bijdraagt aan de onderbetaling van Nederlandse melkveehouders. Melkveehouders maakten in de periode 2017-19 namelijk jaarlijks een verlies van 4% terwijl FrieslandCampina in 2019 297 miljoen euro winst maakte. Dat was 2,6% van de omzet en vind ik niet schrikbarend hoog, zeker als je kijkt naar de winstverdeling (zie ook mijn eerste update). Waar ik wel nog een vraag over had was deze zin in de winstverdeling:
“Van de winst in 2019 van 278 miljoen euro werd 64 miljoen euro toegerekend aan minderheidsbelangen (2018: 73 miljoen euro).”
Ik vroeg me af of dit betekent dat slechts een handjevol aandeelhouders 64 miljoen uitgekeerd krijgt terwijl de gemiddelde melkveehouder niet kan rondkomen van zijn werk.
Vandaag heb ik tijdens een telefoongesprek met persvoorlichter Jan-Willem ter Avest van FrieslandCampina duidelijk gekregen dat dit niet het geval is. Het bedrag dat wordt genoemd onder minderheidsbelangen betreft winst die wordt gedeeld met andere aandeelhouders in de buitenlandse ondernemingen waarin FrieslandCampina deelneemt.
Ter Avest: “FrieslandCampina is medeaandeelhouder in bedrijven in Pakistan, Maleisië, Indonesië en Nigeria, om een paar van de landen te noemen waar we actief zijn. FrieslandCampina moet de winst in die lokale ondernemingen delen met de medeaandeelhouders, de andere eigenaren. Boekhoudkundig mogen wij als aandeelhouder met een meerderheidsbelang de cijfers op groepsniveau consolideren en dus ook de winst uit die ondernemingen. Echter omdat we niet 100% eigenaar zijn van deze bedrijven moeten we de winst delen met de andere aandeelhouders, afhankelijk van hun belang in die lokale ondernemingen.”
Donderdag 17 juni
Wat meer perspectief op het verlies van 4 procent
Ik heb wat meer perspectief gekregen op mijn vraag hoe het kan dat de gemiddelde melkveehouder jaarlijks een verlies van 4% draaide in de periode 2017-19.
In reactie op mijn post op LinkedIn schrijft melkveehouder Albert Boersen: “Je kunt natuurlijk niet zomaar bij iemand in de portemonnee kijken. Wat ik wel meerdere keren heb gezien is dat er op papier verliezen worden geleden. Die komen dan voornamelijk uit afschrijvingen. Door langer met machines/gebouwen of andere activa door te gaan dan op papier staat kun je zo’n verlies best even volhouden. Uiteindelijk is dat niet vol te houden, maar 2 of 3 jaar lukt zoiets wel.”
Om zijn bijdrage beter te begrijpen liep ik even binnen bij mijn buurman Alex, die in de financiële sector werkt. Hij legt uit dat op papier verlies lijden er zo uit kan zien dat je in een bepaald jaar €30.000 winst zou hebben. Echter omdat je door een combinatie van afschrijvingen op bijvoorbeeld een tractor en een melkmachine (die je jaren eerder hebt gekocht en betaald) €35.000 aan afschrijvingen hebt, heb je nu €5000 verlies. Dat zijn kosten, geen uitgaven, die je niet direct in je portemonnee voelt. Maar uiteindelijk hangen kosten en uitgaven wel met elkaar samen. Echter uiteindelijk hangen kosten en uitgaven wel met elkaar samen. Als je over een langere periode verlies maakt verzwakt je bedrijf en kun je niet meer herinvesteren.
Alex vertelt dat er bij banken aparte agro-afdelingen zijn omdat agrarische bedrijven wezenlijk anders zijn dan andere branches. De mensen op die afdelingen zijn specialisten en hebben vanuit hun verleden of opvoeding vaak affiniteit met de sector.
Ook vertelt Alex dat boeren op papier veel eigendom hebben maar het rendement op hun eigendom laag is. Je kunt dus ook niet zomaar boer worden, zoiets gaat vaak van generatie op generatie. Als je als nieuwkomer zou willen instappen zou je een extreem hoge lening moeten aanvragen bij de bank om al het eigendom dat je nodig hebt als boer (land, machines, gebouwen) te kunnen financieren. Het verklaart het gezegde dat een boer rijk wordt geboren, arm leeft en rijk doodgaat.
Maandag 14 juni
Een gemiddeld verlies van 4 procent
Volgens de Agri-Nutri Monitor 2020 draaide de gemiddelde melkveehouder een verlies van 4% in de periode 2017-19. Wie kan mij helpen hier perspectief op te krijgen?
- Een gemiddeld jaarlijks verlies van 4% klinkt alsof de gemiddelde melkveehouderij op termijn slechts failliet kan gaan. Klopt dat?
- Hoe is de spreiding? Draaiende de meeste bedrijven verlies? Of draaien de meeste bedrijven winst terwijl sommige bedrijven extreme verliezen lijden en daarmee het gemiddelde naar beneden trekken?
- Hoe houd je een gemiddeld verlies van 4% vol?
- Wat betekent het wanneer melkveehouders een gemiddeld jaarlijks verlies van 4% draaien in de jaren 2017-19? Betekent dit dat we hen als samenleving onderbetalen?
Vrijdag 11 juni
Een eerlijk inkomen voor de boer: op z’n best een bijzaak?
In m’n onderzoek stuitte ik op twee studies over de meerkosten van duurzame melk. Wat me opvalt aan beide studies is dat de kosten van duurzaamheid een onderwerp zijn en berekend worden maar een eerlijk inkomen voor de boer niet. Dit inkomen lijkt op z’n best een bijzaak.
Gisteren een interessant telefoontje gehad met Frits van der Schans, onderzoeker bij CLM. Frits spendeert 60-70% van zijn tijd aan het onderzoeken van de melkveehouderij en schreef in 2017 het rapport Meerkosten duurzame melkveehouderij.
Frits en zijn collega Carin Rougoor deden dit onderzoek in opdracht van Milieudefensie (noot: CLM werkt ook voor overheden en het bedrijfsleven, nota bene FrieslandCampina). Volgens Frits kwam er nauwelijks reactie op het rapport.
Het onderzoek wijst uit dat een duurzame melkveehouderij een toeslag van tussen de €0,01 en €0,09 vereist bovenop de melkprijs die de melkveehouder normaliter ontvangt. Een duurzame melkveehouderij duidt hij als: grondgebondenheid, weidegang, weidevogelbeheer en regionaal veevoer.
Daar bovenop heeft Frits de externe kosten van de melkveehouderij berekend. Deze kosten dekken vergt een toeslag van tussen de €0,20 en €0,60 bovenop de melkprijs die de melkveehouder ontvangt. Externe kosten waarvoor wordt gecompenseerd zijn: broeikasgasemissie, biodiversiteitsverlies, humane gezondheid, dierziekten, bodemdaling en inkomenstoeslag.
Super interessant, want zo kom je voor duurzame melk uit op een stijging van tussen de €0,21 en €0,69 bovenop de melkprijs die de melkveehouder ontvangt. Zelf kwam ik uit op een stijging van €0,79, wat resulteert in een stijging van €1,11 van de consumentenprijs.
Verschil is wel dat ik niet alleen uit ben op duurzaamheid, maar ook op een eerlijk inkomen voor de melkveehouder. Frits heeft in zijn berekening van externe kosten een inkomenstoeslag van €0,04 per kilogram melk meegenomen. Ik weet niet wat dit melkveehouders precies oplevert. In mijn eigen berekening ben ik uitgegaan van een winst van 7,5%.
Via de studie van Frits kwam ik terecht bij een studie genaamd De echte prijs van melk. De studie stelt (terecht) dat de melkveehouderij de natuur schaadt en hangt een prijskaartje aan die schade. Echter het lage inkomen van de boer wordt niet gezien als schade en wordt zodoende niet meegenomen in de studie.
Wat me opvalt aan beide studies is dat de kosten van duurzaamheid een onderwerp zijn en berekend worden maar een eerlijk inkomen voor de boer niet. Dit inkomen lijkt op z’n best een bijzaak.
Donderdag 10 juni
Wat is ‘mijn’ gesprek?
Ik loop vast in het debat over de omvang van de veestapel. Het RIVM maakte berekeningen over de uitstoot van de veehouderij. Op basis daarvan bestaat er steeds bredere politieke steun om de veestapel te verkleinen. Ik zal de laatste boer niet hebben gesproken die de berekeningen van het RIVM in twijfel trekt. Aan de andere kant is er de wetenschap, die deze berekeningen maakt en onderbouwt.
Het brengt me op een vraag die ik aan een aantal melkveehouders zou willen stellen: wat heb je nodig om financieel gezond te werken als je boerderij de helft van z’n omvang zou hebben? Wat een variatie is op de vraag die ik al stelde: wat moet ik als consument betalen voor een liter melk om ervoor te zorgen dat de melkveehouder financieel gezond en met zorg voor de aarde kan werken?
Waar ik tegenaan loop is dat ik mezelf niet capabel acht om de argumenten van voor- en tegenstanders inhoudelijk tegen elkaar af te wegen en er gedegen conclusies over te trekken. Want: ten diepste snap ik de materie niet. Natuurkunde, scheikunde en biologie heb ik niet voor niets laten vallen na de 3e van de middelbare school 😉
Het maakt dat deze wetenschappelijke kant van het gesprek ‘mijn’ gesprek niet echt is. Mijn kracht ligt bij economie en de sociale kant ervan in het bijzonder.
Wat ik zie is dat de gemiddelde melkveehouder niet goed kan rondkomen. Dat vind ik oneerlijk: de boer werkt om mij als consument van eten te voorzien en ik vind het niets meer dan moreel verantwoord om degene die werkt voor mijn eten een eerlijke prijs te betalen voor dat werk. Daarom wil ik weten welke prijs ik als consument moet betalen om ervoor te zorgen dat de gemiddelde melkveehouder wél rond kan komen.
Het brengt me op een vraag die ik aan een aantal melkveehouders zou willen stellen: wat heb je nodig om financieel gezond te werken als je boerderij de helft van z’n omvang zou hebben? Wat een variatie is op de vraag die ik al stelde: wat moet ik als consument betalen voor een liter melk om ervoor te zorgen dat de melkveehouder financieel gezond en met zorg voor de aarde kan werken?
Ik laat de natuurwetenschap even voor wat het is en ga me de rest van deze zoektocht richten op een beter verdienmodel voor de melkveehouder en de implicaties daarvan voor mij als consument.
Dinsdag 25 mei
Kunnen we stoppen met export?
Voor mij heeft stoppen met export twee belangrijke voordelen:
- het inkomen van de boer is niet langer afhankelijk van schommelende wereldmarktprijzen. We kunnen in Nederland een melkprijs betalen die melk kost wanneer melkveehouders alleen voor de Nederlandse markt produceren;
- producten die in het buitenland geconsumeerd worden hebben niet langer hun weerslag Nederlandse natuur.
Momenteel wordt bijna twee derde van de in Nederland geproduceerde zuivel geëxporteerd.
Matthijs: “Nederland exporteert vlees en zuivel, dat klopt. Maar er bestaat een foutief idee dat Nederland ook onderaan de streep een exportland is. Dat we meer dan genoeg eten kunnen produceren voor onze eigen bevolking. Dat is niet zo. Ik kan je vertellen: Nederland kan nog niet eens de helft van haar eigen bevolking voeden.”
“Als we grenzen sluiten en stoppen met vlees- en zuivelexport ontstaat er in Duitsland een voedseltekort. Dat kan maar op twee manieren worden opgelost: in Duitsland de dieren houden die Nederland voorheen hield of de granen die Duitsland naar ons exporteerde – voor ons brood en onze dieren – in Duitsland houden.”
Meer over Matthijs z’n visie op een eerlijke prijs voor melk lees je hier.
Wat denk jij? Kan Nederland stoppen met export van producten afkomstig van de veestapel zoals melk en zuivel? Waarom wel, of waarom niet?
Zondag 23 mei
Mestoverschot en stikstofuitstoot: een fabeltje?
Volgens Matthijs Baan, melkveehouder en oprichter van ElkeMelk, is het mestoverschot een fabeltje. Ook berekeningen over stikstofuitstoot door de agrarische sector trekt hij in twijfel. Matthijs stelt dat er veel misvattingen bestaan over de milieu-impact van de agrarische sector. En dat die de discussie negatief beïnvloeden.
Matthijs Baan: “Alle mest die in Nederland wordt geproduceerd, wordt gebruikt.”
Hoe wordt de term ‘mestoverschot’ dan onderdeel van het gesprek?
“Misschien omdat de groene partijen mensen willen laten geloven dat we te veel dieren hebben? In Nederland hebben we zelfs een mesttekort. Ik begrijp oprecht niet hoe het mestoverschot een begrip heeft kunnen worden.”
Dus het is een fabeltje?
“In mijn beleving wel. Als alle geproduceerde mest nuttig wordt gebruikt kun je niet spreken van een overschot.”
Dan zou het nog een definitiekwestie kunnen zijn. Dat er mensen zijn die vinden dat, hoewel alle in Nederland geproduceerde mest wordt aangewend, die mest in het gebruik ervan nog steeds te veel schade aanricht.
“Dat zou kunnen. Maar feit is dat we 20% minder gewassen kunnen verbouwen als we 20% minder mest hebben.”
“Minder mest in Nederland heeft maar twee mogelijke gevolgen: meer kunstmest importeren of minder eten in de schappen. Als je dieren uit de kringloop haalt verstoor je de hele kringloop. Inclusief de teelt van groenten, fruit en alle andere producten die afhankelijk zijn van dierlijke mest. Alle in Nederland geproduceerde mest wordt namelijk ingezet op akkers.”
Ook dat de sector te veel stikstof uit zou stoten trekt Matthijs in twijfelMatthijs: “Het RIVM berekende dat 58% van de stikstof in de lucht is afkomstig uit de landbouw. Dat trek ik niet in twijfel, maar vind wel dat het begrip in de samenleving over wat dit daadwerkelijk betekent ver te zoeken is. Wat men bedoelt is dat 58% van de stikstof in de lucht van organische afkomst is.”
NB. Zie de figuur ‘Emissie stikstof per sector’ op rivm.nl/stikstof. Emissie door de landbouwsector (106 mln kg N) gedeeld door de totale uitstoot van stikstof (183 mln kg N) is 58%.
“Dit soort onderzoek doet het lijken alsof 58% ontzettend hoog is. Maar dat is sterk arbitrair: in 1800 was 100% van de stikstof in de lucht van organische afkomst. Je zou zelfs kunnen stellen dat hoe minder stikstof in de lucht van organische afkomst is, hoe minder goed we er bij zitten. En dat hoe hoger dit percentage ligt, hoe dichter je bij de oorspronkelijke situatie terugkomt. Koeienscheten verdwijnen in de lucht. Maar hoe erg is dat? Het gaat om organische stikstofscheten die binnen een jaar worden opgenomen door de natuur.”
“Ik denk dan: meet alleen wat niet in de kringloop hoort te zijn. Wat in de kringloop is, wat er hoort te zijn, moet je niet meten. Een deel van de stikstof in de lucht is inderdaad afkomstig van de veeteelt en dat deel hoort er niet te zijn. Daarover moeten we ons afvragen: wat vinden we acceptabel? Hoeveel stikstof mag voedselproductie veroorzaken? En is dat erger dan vliegtuigen die stikstof uitstoten, of minder erg omdat het voedselproductie betreft?”
Matthijs: “Ik ben geen wetenschapper op dit gebied, maar we produceren nu eenmaal voedsel en dat resulteert in stikstofuitstoot. Dáár moeten we de norm op aanpassen.”
Belast de agrarische sector de natuur te zwaar volgens jou? Waarom wel, of waarom niet?
Woensdag 19 mei
In hoeverre draagt FrieslandCampina bij aan onderbetaling van Nederlandse melkveehouders?
Uit onderstaande documentaire haal ik dat een groot deel van de Nederlandse melkveehouders hun melk levert aan FrieslandCampina: volgens deze documentaire 80%, volgens de Agri-Nutri Monitor 2020 is het percentage 70 (p. 138-139). Hoe dan ook betekent dit dat als er één partij bepalend is voor de prijs die Nederlandse melkveehouders krijgen, het FrieslandCampina is.
In de Agri-Nutri Monitor lees ik verder dat de gemiddelde Nederlandse melkveehouder jaarlijks een verlies van 4% maakt:
“De gemiddelde consumentenprijs van gangbare dagverse melkproducten was in de periode 2017-2019 rond 0,80 euro per kg (exclusief btw). De gemiddelde brutomarge van de melkveehouder was 0,39 euro per kg, de nettomarge -4%. De brutomarge van de verwerker was 0,15 euro per kg, de nettomarge -2%. De brutomarge van supermarkten was 0,29 euro per kg, de nettomarge 7%.”
FrieslandCampina maakte in 2019 297 miljoen euro winst. Dat is 2,6% van de omzet van 11,3 miljard euro (11.297.000.000).
Over de winstverdeling, uit het jaarverslag:
“Van de winst in 2019 van 278 miljoen euro werd 64 miljoen euro toegerekend aan minderheidsbelangen (2018: 73 miljoen euro). De executive board heeft voorgesteld om 158 miljoen euro toe te voegen aan de algemene reserve (2018: 74 miljoen euro). De resterende winst werd als volgt bestemd: 48 miljoen euro is gereserveerd als rentevergoeding aan houders van ledenobligaties (2018: 47 miljoen euro) en 8 miljoen euro als rentevergoeding voor de lening van de coöperatie aan de onderneming (2018: 9 miljoen euro).”
De betekenis van het begrip ‘minderheidsbelang’ is me nog niet duidelijk. Betekent dit dat een paar aandeelhouders 64 miljoen uitgekeerd krijgen?
Ik vind een winst van 2,6% niet schrikbarend hoog. Als slechts een paar aandeelhouders 64 miljoen uitgekeerd krijgen terwijl de gemiddelde melkveehouder jaarlijks een verlies van 4% maakt, vind ik dat wel kwalijk.
Voor mij levert dit de volgende vraag op: als FrieslandCampina de melk verwerkt van 70% of 80% van de Nederlandse melkveehouders en melkveehouders gemiddeld een verlies draaien van 4%, in hoeverre is FrieslandCampina dan verantwoordelijk voor de onderbetaling van Nederlandse melkveehouders?
Mijn eerste stap naar een eerlijke en duurzame prijs voor melk
Hoeveel zou een liter melk mij moeten kosten om ervoor te zorgen dat de boer financieel gezond en met zorg voor de aarde kan ondernemen?
Beeld: Nighthawk shoots op Unsplash