In gesprek met een...

CBS-econoom: “Boeren worden steeds minder beloond voor hun arbeid”

Aangenaam, mijn naam is Maurice van der Spek. Ik ben op zoek naar de makers van ons eten. Door ons eten te kopen in de supermarkt weten we niet langer wie ervoor werken. Dus trek ik erop uit. Wie zijn de mensen achter de producten die we iedere dag consumeren? Dat ontdek je op opzoeknaardemakers.nl.

Cor Pierik is landbouweconoom bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. En boer. “Vannacht is het 85e lammetje geboren”, vertelt hij. Met het ene been in de cijfers en het andere in de blubber schetst Cor hoe boeren steeds minder worden gewaardeerd voor hun werk.

Dit is de achtste aflevering van mijn zoektocht. Naar het overzicht.

In het kort

Cor Pierik is landbouweconoom bij het Centraal Bureau voor de Statistiek en stelt dat boeren door de jaren heen steeds minder zijn gaan verdienen. Sinds 1990 ligt de inkomensontwikkeling per arbeidskracht substantieel lager in de landbouw dan in de rest van de BV Nederland, rekende Cor uit. Samen verkennen we hoe een eerlijke waardering voor de boer weer norm zou kunnen worden.

Met zo’n 1100 werkplekken in Den Haag en 800 in Heerlen is het CBS een organisatie van formaat. Een hele hoop mensen, maar niet allemaal met zo’n nauwe betrokkenheid bij hun werkveld als Cor.

Cor Pierik: “Toen de boerderij, die al zes generaties in de familie was, 20 jaar geleden vrij kwam hebben we onze kans gegrepen. Nu ben ik ook veehouder. Het is net iets meer dan een hobby.”

Verreweg de meeste Nederlanders hebben meer dan genoeg te eten. De makers van dat eten echter kunnen vaak maar net aan rondkomen. Of net niet. Of helemaal niet.

Ik vind dat niet oké: eten is één van onze belangrijkste levensbehoeften en daarmee eigenlijk veel belangrijker – en waardevoller – dan veel van de dingen waar in onze samenleving geld mee wordt verdiend.

Eten zou een goed salaris moeten opleveren voor de makers ervan.

Daarom ben ik op zoek: hoe kunnen we de economie zo inrichten dat een eerlijke prijs voor de makers regel wordt?

Ik nodig je van harte uit om met me mee te zoeken, om je vragen te stellen en om je kijk te delen op een eerlijke waardering van de makers van ons eten. Bijvoorbeeld door in gesprek te gaan onder dit artikel.

De hobby van Cor speelt zich af op 30 hectare grond en veel werkzaamheden worden uitgevoerd door een loonwerker. De verzorging van de 50 schapen en 12 lakenvelders doet Cor samen met zijn vader en kinderen.

Een hobby? Ik geniet van de levenslust die ik proef in Cor z’n ogen als hij vertelt over het hinken tussen de twee werkvelden. “Na een dag computeren vind ik het heerlijk om over het land te struinen. En andersom net zo. Na het werk op de boerderij heb ik zin om weer een leuke berekening te maken. De inspiratie werkt twee kanten op.”

man voor gebouw

Steeds minder beloond

Cor werkt al ruim 30 jaar bij het CBS. Vanuit statistisch oogpunt verdiept hij zich in alles wat te maken heeft met landbouw, natuur en milieu. Ik ben dan ook erg nieuwsgierig naar zijn kijk op de manier waarop we de makers van ons eten waarderen. Kan ik ervan uitgaan dat zij eerlijk worden gewaardeerd, trap ik – net als eerdere interviews – het gesprek af.

“Als het om zaken als kinderarbeid gaat, hebben we het in Nederland goed voor elkaar. Maar als het gaat om de prijsvorming, denk ik dat je er veel meer over moet zeggen. Sinds 1990 ligt de inkomensontwikkeling per arbeidskracht substantieel lager in de landbouw dan in de BV Nederland. Boeren worden steeds minder beloond voor hun arbeid.”

Bruto toegevoegde waarde per arbeidsjaar

In de grafiek hierboven zie je de bruto toegevoegde waarde die werknemers in Nederland en in de agrarische sector creëren in een arbeidsjaar. Bruto toegevoegde waarde per arbeidsjaar wil zeggen: alles wat een werknemer oplevert voor een bedrijf in een jaar tijd. Omdat salarissen niet met elkaar te vergelijken zijn gebruikt Cor deze alternatieve methode om aan te tonen dat de ontwikkeling van salarissen – een onderdeel van de bruto toegevoegde waarde per arbeidsjaar – achterblijft in de agrarische sector.

Salarissen zijn niet met elkaar te vergelijken omdat boeren ondernemers zijn die winst of verlies maken en geen salaris verdienen zoals werknemers dat doen.

op zoek naar de makers

Laat je je e-mailadres achter? Dan houd ik je op de hoogte van mijn zoektocht.

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Cor: “Die teruglopende waardering heeft enkel te maken met het feit dat de kosten die boeren maken alleen maar stijgen – ze betalen steeds meer voor hun mengvoer, grond en machines – terwijl hun opbrengsten niet meegroeien. Als je de boer een eerlijke prijs wilt betalen, moet je het zoeken aan de opbrengstenkant. Afnemers moeten meer betalen voor de melk, aardappelen, uien en aardbeien, of er moet een groter deel van de marge die nu verspreid is door de hele keten naar de boer.”

“Als je de boer een eerlijke prijs wilt betalen, moet je het zoeken aan de opbrengstenkant. Afnemers moeten meer betalen voor melk, aardappelen, uien en aardbeien.”

Aan de kostenkant valt weinig winst te behalen, vindt Cor. “Daar hebben boeren gewoon erg weinig invloed op. Je kunt wel vinden dat machines te duur worden, maar dan ga je innovatie in de wielen rijden. Dat lijkt me onnodig en onhandig. Als je het inkomen in de landbouw omhoog wilt schroeven, zul je echt aan een hogere opbrengstprijs moeten werken.”

Er komt maar één vraag in me op. Hoe dan?

 “Daar zit natuurlijk de crux”, zegt Cor. We gebruiken de melkveehouderij als casus. “De agrarische sector is een hele internationale sector. We kunnen dit probleem niet in Nederland oplossen door enkel de melk €0,10 duurder te maken. Zo simpel ligt het niet.”

op zoek naar de makers

Mijn zoektochten voor je op een rijtje:
logo-square@4x edit1

Veestapel schrappen?

Zou zo’n kleine ingreep dan al een verschil maken voor een boer, vraag ik Cor uit ongeloof. Op zijn aantekeningenpapiertje rekent Cor voor me uit – ik ben per slot van rekening bij het CBS – dat het inderdaad een wereld van verschil zou maken. “De gemiddelde melkveehouder produceert een miljoen liter melk per jaar. Een prijsstijging van €0,10 zou hem op jaarbasis dus €100.000 extra opleveren. Dat is substantieel geld. Voor een boer voldoende om een gezond bedrijf te runnen en meer te investeren in verduurzaming.”

tekening op wit papier
Cor is een visueel denker en tekent intuïtief mee tijdens het gesprek.

Maar zo’n berekening zou te kort door de bocht gaan, zegt Cor. Zo’n 70% van alle Nederlandse zuivel wordt geëxporteerd. En daar gaat het scheef. Want dan zouden kopers in het buitenland ook €0,10 meer voor onze melk moeten gaan betalen. En dat zal niet snel gebeuren.

Cor: “Zelfs al zou je de Nederlandse consument verleiden om €0,10 meer te betalen voor melk én alle producten waar melk in wordt verwerkt – zo’n 60% van alle Nederlandse melk komt in de kaasbak terecht – dan nog raakt dat maar 30% van de Nederlandse productie.”

Boeren zitten dus klem. Tussen te hoge kosten aan de ene kant en de karige prijzen die hun producten zowel in Nederland als internationaal opbrengen. Cor: “Er zijn veel landen waar melkproductie een steeds belangrijkere rol gaat spelen, zoals in Polen en India.”

twee mannen die lachen aan tafel kijken in camera
Aan tafel bij Cor Pierik, landbouweconoom bij het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Omdat Nederlandse boeren niet goedkoper kunnen produceren dan boeren in die landen, zal het ze niet lukken de concurrentiestrijd te winnen. Is internationale handel dan wel een goed idee? Zijn we dan werk in stand aan het houden terwijl het eigenlijk geen bestaansrecht heeft? Wat let ons om 75% van de veestapel te schrappen? Natuurlijk, veel boeren zouden dan ander werk moeten zoeken. Maar als boeren zowel op de wereldmarkt als op de Nederlandse markt structureel te weinig betaald krijgen voor hun waar, klinkt het alsof we een onhoudbare situatie laten voortbestaan. Hebben we in het verleden misschien te veel geloofd in groei? Kunnen boeren wél uit de kosten komen als het gemiddeld aantal dieren per bedrijf veel lager zou liggen, we de producten binnen Nederland zouden consumeren en er een betere prijs voor zouden betalen?

Hebben we te veel geloofd in groei? Kunnen boeren wél uit de kosten komen als het gemiddeld aantal dieren per bedrijf veel lager zou liggen, we de producten binnen Nederland zouden consumeren en er een betere prijs voor zouden betalen?

Cor ziet er in ieder geval geen brood in, stoppen met internationale handel. “Het zou betekenen dat 70% van de Nederlandse melkveehouders morgen moet stoppen met het melken van hun koeien. En niet alleen zij. Achter iedere boerderij staat een slachterij, een veiling, of een andere verwerker. Nutricia heeft een hele directe relatie met producten die van de boerderij komen. Of neem de Aviko’s van deze wereld, die aardappelen verwerken in patat en chips. Als je wilt stoppen met internationale handel is het maar de vraag of je zo’n transitie praktisch gezien doorgevoerd krijgt. Los van de vraag of het maatschappelijk wenselijk is. Het zou in ieder geval enorm ingrijpend zijn voor een economie als die van Nederland.”

man voor logo

Cor en ik zoeken verder naar een oplossing voor het probleem van de achterblijvende inkomensontwikkeling in de landbouw. “Ik vind het altijd wat kneuterig klinken, maar persoonlijk denk ik dat het lokaal produceren van producten een goed te betreden pad is. Ik denk aan kleinschalige boerencoöperaties die unieke producten produceren en deze regionaal verkopen. Zo kan de verkoopprijs wat omhoog en heb je als consument alsnog toegang tot een wat breder aanbod. Maar soelaas zal het nooit aan alle boeren bieden. Het is een heel beperkt aantal dat zich met een dergelijke aanpak zou kunnen onderscheiden.”

Nederlandse huishoudens besteden gemiddeld zo’n 10% van hun budget aan eten

Terwijl de salarissen van boeren alleen maar achteruit hollen, zijn we als consumenten een steeds kleiner deel van ons inkomen gaan besteden aan eten. Cor vertelt dat huishoudens een halve eeuw geleden bijna 25% van hun uitgaven besteedden aan eten. Inmiddels is dat in Nederland teruggelopen naar zo’n 10%. Ter vergelijking: in Argentinië besteedden huishoudens in 2016 gemiddeld 28% van hun inkomen aan eten, in China was dat 22% en in Kenia 52%.

Zo’n 90% van het inkomen dat we verdienen besteden we aan andere zaken dan voeding. “Dat zou je wel een beetje welvaart kunnen noemen, hè”, grapt Cor. “Zo kunnen we drie keer per jaar op vakantie. 10% van je inkomen nodig hebben om in je voedselbehoeften te voorzien? Je voorouders konden zich daar niets bij voorstellen. Het Nederlands voedselpakket is spotgoedkoop.”

Cor drukt me met de neus op de feiten. Het is een bizarre realiteit waar ik in leef. Hoe kan het dat de inkomens van boeren alleen maar verslechteren terwijl we met z’n allen zoveel geld hebben en zoveel geld uitgeven aan andere dingen dan eten? Wij vinden de makers van het deel van ons eten dat uit Nederland komt structureel minder waard dan alle andere goederen en diensten die we kopen. Maar is eten niet onze meest essentiële behoefte en zouden we dit niet als zodanig moeten waarderen?

“Als we morgen met z’n allen zouden besluiten 15% van ons inkomen aan voedsel uit te geven, kan een groter deel van de taart die verdeeld moet worden bij de boer terecht komen. Er zijn allerlei schakels die een rol hebben gespeeld in de huidige verdeling van de taart. Zo heb je grote inkoopbureaus en supermarktketens die de prijs heel stevig uitonderhandelen. Omdat boeren grote productiehoeveelheden draaien kunnen ze niet zomaar een jaar overslaan – zo’n verlies kunnen ze niet dragen. Ze moeten wel verkopen, anders bederft hun product. En omdat er maar weinig partijen zijn waar de boer z’n melk kwijt kan, zijn de afhankelijkheden in de keten heel groot geworden. Hoe meer partijen in de keten, hoe gemakkelijker de boer kan overstappen als de geboden prijs te laag is, hoe beter de boer zich kan verdedigen tegen inkoopmacht. Juist omdat er maar weinig inkopers zijn, nemen boeren vaker genoegen met marges die eigenlijk niet kunnen.”

Omdat er maar weinig inkopers zijn, nemen boeren vaker genoegen met marges die eigenlijk niet kunnen.

Cor z’n perspectief sluit naadloos aan bij hetgeen ik zelf al langere tijd denk. Ik vraag door op dit punt en noem namen van supermarkten, maar proef dat Cor zich er niet verder over uit wil spreken. Hij vertegenwoordigt het CBS en wil de feiten niet verder inkleuren. Dat begrijp ik ook wel. Maar mij laat het niet los. Al een poosje denk ik dat ik er als consument alleen zeker van kan zijn dat de makers van mijn eten eerlijk worden gewaardeerd wanneer supermarkten openheid gaan geven over hun inkoopvoorwaarden en inkoopprijs. Ik ben heel benieuwd hoe supermarkten tegenover dit idee staan en zou er graag met ze over doorspreken.

Waardeer je mijn werk?

Doe dan een duit in het zakje van de maker ervan…

…of deel mijn zoektocht:

Voor dit artikel is door niemand betaald. Zo werk ik onafhankelijk van wiens belang dan ook. Echter mijn tijd is geld waard. Journalistieke makers staan, net als andere makers, financieel onder druk. Daarom leg ik de bal bij jou. Waardeer je mijn werk? Doe dan een duit in het zakje. 

Ten slotte vraag ik Cor hoe een eerlijke prijs er volgens hem uit zou zien. “Dat staat of valt bij een redelijke verdeling van de marges die verdiend worden door de keten heen. Stel dat een boer €0,06 verdient aan een kilo uien en een consument €1 uitgeeft aan diezelfde kilo in de supermarkt. Welke partijen in de keten pakken welke marge? Een eerlijke prijs voor de consument is gebaseerd op een margeverdeling die iedere partij geeft wat hem toekomt. Dat vergt een redelijke marge voor ieders inspanningen. Een boer die een half jaar zorg draagt voor het verbouwen van uien, heeft risico’s. Die zou op een andere manier beloond moeten worden dan een tussenhandelaar die de uien in een netje stopt en naar een supermarkt brengt.”

Die steek ik in m’n zak. Ik vind het de mooiste beschrijving van een eerlijke prijs die ik tot nu toe heb gehoord.

Foto’s: Maurice van der Spek