Biologisch voedsel heeft belangrijke voordelen. Zo zijn kunstmest en bestrijdingsmiddelen niet toegestaan in de productie ervan. Toch boerde in 2019 slechts 3,4 procent van de Nederlandse agrariërs biologisch. Als biologisch boeren zoveel voordelen heeft, waarom zijn er dan zo weinig biologische boeren in Nederland?
Voor de meeste Nederlanders zijn kunstmest en onkruidbestrijders nou niet bepaald dagelijks onderwerp van gesprek. Toch heb je er iedere dag mee te maken als je niet-biologisch eten koopt: moderne, grootschalige voedselproductie kan niet zonder. Hoewel onze voedselzekerheid enorm is toegenomen door deze innovaties, zit er ook een keerzijde aan de medaille.
Kunstmest en onkruidbestrijders en hun impact op de bodem waar we van eten
Zo behoren producenten van kunstmest tot de grootste CO2-uitstoters van Nederland. Voor de productie van kunstmest worden fossiele brandstoffen verbrand en dat vertaalt zich in CO2-uitstoot. Yara, Nederlands grootste kunstmestproducent, staat in de top 10 van grootste CO2-uitstoters van Nederland.
In 2018 stond de grootste kunstmestfabriek van West-Europa, het Noorse bedrijf Yara dat is gevestigd in Sluiskil in Zeeuws-Vlaanderen, op nummer 7 van de lijst van bedrijven die in Nederland de meeste CO2 uitstootten. Het bedrijf was in dat jaar goed voor 3,8 megaton CO2-uitstoot. In hetzelfde jaar stootte heel Nederland 189,5 megaton CO2-equivalenten uit, waarmee het bedrijf verantwoordelijk was voor 2 procent van de totale CO2-uitstoot van Nederland. De chemische industrie, waartoe Yara wordt gerekend, stond in 2017 op nummer 4 van sectoren die in Nederland de meeste CO2 produceerden. Naast Yara in Sluiskil staan er in Nederland nog drie kunstmestfabrieken. Daaronder OCI Nitrogen, onderdeel van Chemelot. Chemelot stond op nummer 4 van de lijst van bedrijven die in 2018 de meeste CO2 uitstootten.
Yara stelt dat enkel 2,3 megaton van de 3,8 megaton CO2 die het bedrijf uitstoot, aan het concern zelf kan worden toegerekend. “De overige 1,5 megaton komt elders vrij.” Ook is het bedrijf al langer in touw om te verduurzamen: ten opzichte van het 1990-niveau had de fabriek al 55 procent van haar emissies gereduceerd in 2019. Momenteel ligt er een plan om een deel van het productieproces aan te drijven met groene stroom. Als dit slaagt, denkt het bedrijf 0,1 van de 3,4 megaton CO2 die het in 2019 uitstootte, te kunnen besparen.
Ook bestrijdingsmiddelen hebben nadelen. Deze middelen worden chemisch verworven en door tegenstanders beschreven als schadelijk voor mens, dier en plant. Mees Visser, biologisch boer in het Zuid-Hollandse Strijen, keerde mede door deze bestrijders de gangbare landbouw de rug toe.
“Als we vloeistof over hadden en lieten weglopen kwamen de wormen acuut uit de grond en stierven. Onkruidverdelgers hadden synthetische, kauwgombalachtige geuren. Als boer voelde ik aan dat die helemaal niet thuishoren in de natuur. Ik begon steeds meer gewetensnood te krijgen.”
Lees ook:
Bioboer: “De gangbare landbouw is de wereld op z’n kop”
Biologisch boer Mees Visser heeft weinig waardering voor de gangbare landbouw. “Een manier van werken die de aarde uitput, daar kan ik geen respect voor opbrengen.”
Ten slotte beïnvloeden kunstmest en onkruidverdelgers het bodemleven. Biologische boeren stellen de bodem centraal, zegt Bionext-directeur Michaël Wilde, waar het gangbare systeem die bodem uitput. Met vergaande gevolgen.
“De bodem, die we als mens niet zo goed kunnen controleren, speelt een sleutelrol in onze voedselvoorziening. Met kunstmest hebben we, gespitst op de korte termijn, zoveel mogelijk opbrengst uit onze bodem willen halen. Maar naarmate de bodem steeds verder raakt uitgeput, verliest kunstmest ook z’n werking. Een probleem van jewelste, want over 50 jaar willen we ook nog kunnen eten.”
“Stoppen met kunstmest en onkruidbestrijders heeft een zeer beperkte impact”
Leendert Jan Onnes, gangbaar akkerbouwer in het Groningse Oldambt, plaatst deze kritiek in de bredere context van zijn dagelijkse praktijk. “Stoppen met kunstmest en onkruidbestrijders heeft een zeer beperkte reikwijdte. Ik kan zo nog een hele rij maatregelen noemen die een gangbare boer kan nemen om zijn werkwijze te verduurzamen. Onkruidbestrijders en kunstmest zijn maar twee van tientallen knoppen waar een boer aan draait op weg naar een succesvolle oogst.”
Laat je je e-mailadres achter? Dan houd ik je op de hoogte van mijn zoektocht.
Dat Leendert Jan kunstmest met grote precisie kan toedienen, is een groot voordeel voor hem. “Het mooie van kunstmest is dat je elke plant precies evenveel kunt geven, op het juiste moment, en wat er op dat moment nodig is. Met dierlijke mest is dat veel lastiger. Stikstof en fosfaat uit die mest komen pas veel later vrij, waardoor de werking ervan moeilijker te controleren valt.”
Leendert Jan vindt daarbij dat Nederlandse boeren niet volledig verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de uitstoot van kunstmestfabrieken. “Die fabrieken staan toevallig in Nederland, maar voor het grootste gedeelte exporteren ze hun producten. Voor hetzelfde geld hadden ze elders gestaan.”
Waarom zijn er niet meer biologische boeren in Nederland?
Leendert Jans gelijk over de vestigingsplek van kunstmestfabrieken neemt de relatie tussen kunstmestgebruik en CO2-uitstoot nog niet weg. Kunstmest gebruiken – en dus laten produceren – betekent CO2 uitstoten. En of die CO2 nu in Nederland, Frankrijk of in China wordt uitgestoten, voor de planeet is het overal even destructief.
Daarmee wegen de voordelen van gangbare landbouw voor mij nog niet tegen de nadelen op en blijf ik me verbazen over het kleine aantal biologische boeren in Nederland. In 2019 staan tegenover 52.004 gangbare bedrijven 1809 biologische bedrijven (CBS). Daarmee is 3,4 procent van de Nederlandse landbouwbedrijven biologisch. Waarom niet meer? In de rest van Europa blijken de verhoudingen heel anders te liggen.
Gegevens over het aantal biologische landbouwbedrijven in Nederland kunnen iets afwijken per instantie door de manier van tellen. Zo neemt het CBS in haar berekening enkel RVO-geregistreerde landbouwbedrijven mee. Skal Biocontrole, het bestuursorgaan dat in opdracht van het ministerie van LNV toezicht houdt op de biologische keten in Nederland, neemt in haar berekening ook biologische bedrijven mee die niet geregistreerd zijn bij de RVO, zoals zorgboerderijen die naast hun primaire zorgfunctie kleinschalige biologische tuinbouw bedrijven. In 2019 telde Skal Biocontrole zo 2076 biologische landbouwbedrijven.
Percentage biologische boeren in Europese Unielanden
Bovenstaande radar geeft het beeld van 2016 weer. Klik met je vinger op de vakjes of ga er met je muis over heen om te zien welke landen en percentages erachter schuilgaan. De percentages zijn berekend door het aantal biologische landbouwbedrijven in een land te delen door het totaal aantal landbouwbedrijven. De hiervoor gebruikte data kunnen, vanwege verschillende telmethoden, afwijken van data van andere instanties.
In dit artikel noem ik lang niet alle redenen waarom er zo weinig biologische boeren zijn in Nederland. Vul je mijn werk aan door jouw perspectief toe te voegen? Dat kan onderaan dit artikel.
1. De Nederlandse handelsgeest
Ik ga dus de hort op met mijn vraag hoe het komt dat er in Nederland zo weinig biologische boeren zijn. Volgens Michaël Wilde van Bionext begint dat bij onze handelsgeest. “Nederland zet al sinds jaar en dag in op het maximaliseren van landbouwproductie. 80 procent van het eten dat in Nederland wordt geproduceerd is voor de export, en daar zijn we trots op. Onze voedselsector heeft meer interesse in handel dan in het voeden van de eigen bevolking. Als je zoveel belangstelling hebt voor productie, heb je dat automatisch minder voor de natuur. Die twee kunnen namelijk niet samen. Je kunt niet enorm veel produceren én de natuur sparen.”
Gangbaar melkveehouder Alex Datema herkent zich in de handelsgeest die Michaël beschrijft. “De Nederlandse landbouwsector is sterk gericht op export. Consumenten die biologisch eten zullen dat willen kopen uit hun eigen omgeving. Een buitenlandse consument die biologisch eten koopt geproduceerd door een Nederlandse boer, dat is niet zo logisch.”
2. Een belerend voorwaardenpakket
Zelf overwoog Alex ook om de overstap te maken naar biologisch, maar zag daar toch van af. “Ik heb veel sympathie voor mijn biologische collega’s. Maar vind het voorwaardenpakket verbonden aan biologische landbouw belerend. Als gangbare boer kun je de biologische manier van werken benaderen zonder dat het zo heet. Zo gebruik ik vandaag de dag 60 procent minder kunstmest dan 30 jaar geleden, toen ik begon. Maar heb ook de ondernemersvrijheid behouden die ik als biologische boer niet zou hebben.”
In Nederland is gebruik van het woordje ‘biologisch’ wettelijk beschermd. Je mag een product pas biologisch noemen wanneer de boer die het produceerde, is gecertificeerd door Skal Biocontrole. Skal is het bestuursorgaan dat in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit toezicht houdt op de biologische keten in Nederland. Een niet-biologische boer mag producten wel andere benamingen meegeven: milieuvriendelijk, duurzaam, groen, etc.
Aan het voorwaardenpakket waar Alex over struikelde voegt gangbaar akkerbouwer Leendert Jan Onnes een argument toe. “Als gangbaar akkerbouwer hoef ik alleen maar te schoffelen wat ik met spuiten niet heb kunnen tegengaan. Dat kunnen mijn vader en ik alleen af, samen met een enkele zomerkracht. Zou ik niet kunnen spuiten, dan heb ik in bepaalde periodes mensen nodig. En ben ik ineens people manager van werknemers die ik niet kan verstaan. Nederlanders willen dit werk namelijk niet meer doen. Dat is heel ander werk dan ik nu doe, en dat moet je leuk vinden.”
3. Biologisch gaat in tegen de aard van de sector
Ook is het zo makkelijk nog niet om een andere werkwijze te kiezen als de mensen waar je dagelijks mee te maken hebt zijn opgeleid in dezelfde manier van denken, stelt Alex. “Als je kiest voor biologisch haal je niet langer het maximale uit je grond. Dat gaat in tegen de manier waarop de meeste boeren zijn opgeleid en hoe het grootste deel van de sector in elkaar steekt.”
Een vergelijkbaar verhaal, over hoe de wereld om je heen van invloed is op je werkwijze, trof ik aan bij biologische boer Mees Visser.
Anders boeren? Dat kan een breuk met je familie betekenen
Hoe te boeren, dat leer je grotendeels van je vader. Het overlijden van zijn vader maakte het Mees Visser makkelijker om over te schakelen naar biologisch.
4. Als gangbaar boer kun je risico’s veel beter controleren
Leendert Jan stelt dat biologisch eten mooi is voor mensen die vinden dat biologisch beter is. “Elektrisch rijden is beter dan rijden op benzine of diesel. Toch houden veel mensen vast aan hun oude auto. Simpelweg omdat elektrisch rijden op dit moment nog zoveel duurder is.”
Het is dan ook niet zo dat hij niet zou willen overstappen naar biologische landbouw. “Ik zou het prima vinden om over te stappen. Maar ik zou dat niet vanuit ideologische overwegingen doen. Ik wil een goede prijs voor mijn product. Ik zou pas overstappen als de meerprijs die ik krijg voor mijn product het meerwerk dat ik erin moet stoppen, in mijn ogen compenseert.”
Omdat hij als individuele boer machteloos staat tegenover de supermarkten, lijkt de kans dat dit zal gebeuren hem echter klein. “Aan mijn verkoopkant heb ik weinig bewegingsruimte, dus wil ik mijn kosten zo laag mogelijk houden. Ik wil mijn risico’s controleren en als gangbare boer is je gereedschapskist om dat te doen, nu eenmaal veel toereikender.”
Doe dan een duit in het zakje van de maker ervan…
…of deel mijn zoektocht:
Wat heb ik eigenlijk over voor biologisch?
En zo kom ik uit op de vraag wat ik als consument wil betalen voor mijn eten. Volgens het CBS gaven Nederlanders 8 procent van hun huishoudbudget uit aan eten in 2018; volgens Eurostat was dit 11,4 procent in hetzelfde jaar. Alleen in Duitsland, Oostenrijk, Luxemburg, Ierland en het Verenigd Koninkrijk gaven huishoudens minder uit aan eten. 68 procent van de Nederlandse consumenten laat biologisch links liggen vanwege prijs.
Tot ver in de 19e eeuw besteedde een gemiddeld Nederlands gezin bijna al het inkomen aan eerste levensbehoeften. In 1960 ging gemiddeld 30 procent van het huishoudbudget naar voedsel en in 1980 nog maar 16 procent.
Concluderend vind ik het dus niet zo gek dat Leendert Jan niet omschakelt naar biologische landbouw. Je moet niet alleen het boerenvak tot in de puntjes beheersen. Je moet ook nog eens een extreem begiftigde ondernemer zijn die in staat is zijn waar lucratief te vermarkten.
Hoofdbeeld: Pieter Ouddeken; andere beelden: Maurice van der Spek, Bionext, Pixabay