Een vliegende vogel vangt altijd wat. In mijn geval is dat een uitnodiging voor een samenkomst voor melkveehouders. Een buitenkansje in mijn poging zicht te krijgen op de mens achter de boer.
De dag begint met een plenaire opening en valt uiteen in verschillende rondetafels die de veehouder moeten bijspijkeren. Ik laat er geen gras over groeien en schuif direct aan bij het onderwerp dat iedereen de keel uithangt: stikstof.
De sessie heet hoogdravend ‘welke keuzes maak jij in de stikstofuitdaging’, maar de sfeer is om depressief van te worden. Er wordt gesproken over fiscale opvolgregelingen die op de tocht staan en mogelijk nadelig kunnen uitpakken voor boerenfamilies waarvan de zoon of dochter het bedrijf wil overnemen. Er wordt gesproken over vergunningen die, wanneer het puntje bij het paaltje komt, geen garantie blijken te geven voor continuïteit. En er wordt gesproken over ‘de’ brief. Als de overheid wil dat je stopt, wat kun je dan doen?
Laat je je e-mailadres achter? Dan houd ik je op de hoogte van mijn zoektocht.
Stoppen
Ga je procederen? “Dat zal veel spanning creëren op je bedrijf, in je familie en in je relatie”, zegt een jurist die samen met twee andere experts het woord voert tijdens de bijeenkomst. “Je kunt ook gaan luisteren. De overheid heeft blijkbaar een visie voor jouw plek. Dat heb jij ook, of had je. Onderzoek of je elkaar in het midden kunt treffen. Maar zeg nooit dat je wilt stoppen, ook als dat wel zo is. Dan valt je uitkoopvergoeding per definitie lager uit.”
Ik leun achterover en kijk om me heen. De boer die naast me zit is er – hoe kan het ook anders – nuchter onder. “Dit stikstofverhaal gaat heel veel tijd en energie kosten. En weinig opleveren.”
Ik zie iets anders. Deze mensen lijken te berusten in een gevoel van afgeslacht worden. Door alle strijdbaarheid heen klinkt voor mij aan de ene kant acceptatie. Aan de andere kant weerklinkt de vraag hoe je jezelf zo goed mogelijk kunt beschermen. Hoe kun je je zo min mogelijk laten ontnemen, is voor mij de vraag die onuitgesproken in de lucht hangt.
Vechten
De boeren stellen zich verdedigend op: “we moeten ons niet uit elkaar laten spelen”, zegt iemand. Adviseurs helpen hen het gevecht zo goed mogelijk te leveren. Maar ten diepste willen deze mensen helemaal niet vechten. Zij willen boeren.
Dan is er de pauze. Ik leg mijn ervaringen op tafel bij twee jongemannen, ik schat ze nog geen 30. “De geschiedenis die je opbouwt met de overheid maakt je argwanend. Er zit wrok”, zegt de een. De jongens vertellen dat zij 25 dieren moesten ruimen vanwege een relatief zeldzame dierziekte. Precies op dat moment kende de overheid hen fosfaatrechten toe en beperkte daarmee het aantal dieren dat op hun boerderij mocht blijven. “We zijn nooit erkend als knelgeval. Wij willen het niet, maar als er zo met je wordt omgegaan wordt je anti-overheid gemaakt.”
Waarom kies je er dan toch voor om dit werk te doen, wil ik weten. “Passie, een gevoel”, is de reactie. “Het past bij me. In het verleden betekende boer zijn vrij zijn. Dat verandert. Vandaag de dag betekent boeren vooral vechten.”
Doe dan een duit in het zakje van de maker ervan…
…of deel mijn zoektocht:
Beeld: Maurice van der Spek